To really understand the ocean, we need to go back in time – of: hoe hoort het eigenlijk, in de oceaan?

Wie de zee van vandaag goed wil beheren zal zichzelf doelen stellen. En dat is een uitdaging. Wat is “goed”? Wat is een gezonde zee? Hoeveel vis hoort er eigenlijk in te zitten bijvoorbeeld?

Nog niet zo lang geleden werden de oceanen van de wereld gezien als te gigantisch om door mensen beïnvloed te kunnen worden. In historische verslagen vind je verhalen over ongelooflijke overvloed. In de 16e eeuw lieten Europeanen die Nova Scotia verkenden bijvoorbeeld gewoon manden in het water vallen om een paar grote kabeljauw op te halen. Spaanse zeelieden in de buurt van Cuba zagen schildpadden “in zulke grote aantallen dat ze de zee bedekten”. Reizigers merkten grote walvissen op “oneindig in aantal”, “onmogelijk om te tellen”. Haring stroomde ooit vanuit zee rivieren op om te paaien in hoeveelheden die “ongelooflijk en onbeschrijfelijk” leken.

Een  in 1577 bij Saaftinge aangespoelde walvis, folio 53v-54r.
https://www.kb.nl/ontdekken-bewonderen/topstukken/visboeck

Wij kunnen ons dat niet meer voorstellen. De lege zeeën en rivieren ervaren we als normaal. Dit is ook wel bekend als het “shifting baselines syndrome”. Ons idee van hoe het hoort te zijn in de zee heeft zich steeds verder aangepast. Het gevaar hiervan is natuurlijk dat we daardoor bereid zijn de wereld te accepteren zoals hij is, zonder ooit te weten wat hij was.

Daarom is het nieuwe vakgebied ‘historische ecologie’ zo belangrijk. Dat begint met onze herinneringen. Wie herinnert zich nog de ansjovishuisjes op Urk, gebouwd van de vangst op. De ruzie tussen de Overijsselse en Hollandse vissers over het vissen op steur in de Zuiderzee. De palingtrek over de afsluitdijk?

Maar onze herinneringen gaan niet ver terug. En een groeiende hoeveelheid data toont aan dat het zeeleven toen al behoorlijk aangetast was. Willen we echt weten hoe een gezonde veerkrachtige oceaan eruit ziet, dan moeten we eeuwen, misschien wel millennia terug. En met de huidige technieken kan dat ook!

Om te beginnen zijn er de oude foto’s, logboeken van walvisvaarders, dagboeken van missionarissen en zelfs piraten, mondelinge geschiedenissen, marktbonnen en restaurantmenu’s.

Dan zijn er de archeologische en paleontologische opgravingen. En tenslotte: de algoritmes die aantallen kunnen schatten die duizenden jaren teruggaan op basis van DNA-monsters. “De collectieve resultaten daarvan, een signaal van overvloedige overvloed, lijken uit een andere wereld te komen. ” schrijft John Waldman in zijn boek Running Silver,

Dat men ‘op de ruggen kon lopen’ van scholen zalm, elft en andere vissen die langs de rivieren van de Atlantische kust stroomden, was een niet ongebruikelijke beschrijving van hun trekroutes tijdens de vroege koloniale tijd. Verslagen vertellen over ontzagwekkende aantallen trekvissen die zich stroomopwaarts een weg banen, de wateren “stromend zilver”, om levenscycli te voltooien die ooit de zeevisserij langs de oostkust aanvulden. Door de eeuwen heen zijn deze soorten zo onder druk gezet dat ze nu bijna allemaal ernstig in gevaar zijn, er veel zijn uitgestorven en sommige gewoon zijn vergeten.

Running Silver vertelt het verhaal van verleden, heden en toekomst van deze zee-riviervissen door middel van onderzoek, historische verslagen, persoonlijke anekdotes, interviews en beelden. Het beschrijft de enorme erfenis die al verloren is gegaan. Maar het inspireert ook tot inspanningen om te redden ( en te herstellen?) uit wat is overgebleven.

http://qcpages.qc.cuny.edu/Biology/Waldman/