Geldboompjes: het onverwachte verhaal van de hazelnoot

Soms kom je ineens dingen tegen in je omgeving die veel ouder zijn dan je zou denken. In mijn geval was dat het verzamelen van hazelnoten. Ik vond ze in Almere in mijn omgeving: in het park, langs de weg, langs het fietspad. Nadat ik had vastgesteld dat dit inderdaad eetbare hazelnoten waren vulde ik af en toe een zakje, nam het mee naar huis, pelde en roosterde ze (dat moet andersom maar wist ik veel) en at ze op. Na een paar jaar ging dat niet meer: iemand anders had ze ontdekt, en zorgde er voortaan voor dat de hele buit vlak voor het rijp worden (en dus het vallen) werd geoogst. Ik vind het nog steeds jammer.

Maar daarmee ontdekte ik wel meer over hazelnoten en hazelaars. Bijvoorbeeld dat ze hier horen: het is een inheemse boom. Ze houden van beschutting maar ook van licht, je ziet ze dus vaak aan bosranden. Ze kunnen tegen vocht en zuur zolang het niet te gek wordt. Ze hadden het daardoor prima naar hun zin in het oorspronkelijke Nederlandse moeras, vooral waar de eerste lage bomen groeiden zoals wilgen en berken.

H. Zell – Eigen werk

Hazelnoten, die erg lekker zijn en rijk aan calorieën en allerlei belangrijke voedingsstoffen, waren een hele belangrijke voedingsbron voor de vroegere bewoners van ons land. Nu we steeds meer kampen vinden van jagers en verzamelaars vinden we dan ook steeds vaker resten van hazelnoten. En zelfs hazelnoten fabriekjes.

Dat kan je verbazen, maar het is logisch. De hele oogst komt er in één keer af. Daarna kun je de noten niet in één keer opeten. Je wilt ze dus zo licht en houdbaar mogelijk hebben. En daarvoor pel droog of rooster je ze, waarna je ze droog inpakt. De noten zijn daarna een waardevol product dat je mee kunt nemen, kunt gebruiken bij het bereiden van eten, of kunt ruilen. Daarmee leek het systematisch oogsten van hazelnoten op de gedroogde vis industrie die we een paar jaar geleden in Almere vonden.

Deze voorraden maakten het niet langer nodig om constant rond te trekken. Er werd niet zozeer verzameld als wel ‘geoogst’. De oogstlocaties werden steeds meer gezien als eigen, en ook steeds beter verzorgd. Er ontstond een vorm van landbeheer die uit ging van wat er al groeide, en daar het meeste uit wilde halen. Daarbij werden de natuurlijke processen in het oog gehouden: wanneer die werden verstoord ging de oogst omlaag.

Toen de landbouw kwam werden de bossen en bosschages waar de hazelaars groeiden gekapt. Een waardevolle bron van voedsel ging verloren. En tegenwoordig zijn hazelnoten knap duur: ze worden geïmporteerd uit Turkije en kosten ongeveer 10 euro per kilo. De vraag naar noten neemt immers toe nu steeds meer mensen plantaardig proberen te eten. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat ze zo vlijtig worden geoogst in de Almeerse parken!

Maar juist daardoor zijn ze nu één van de kantelpunten naar een nieuwe economie. Er wordt dan ook volop mee geëxperimenteerd. Dat lijkt een kans om een beetje terug te keren naar het oorspronkelijke landschap, waar voor een hoge opbrengst geen intensief beheer nodig is. Gewoon omdat de plant past in haar omgeving. Alleen gebeurt dat niet. Voor nu wordt er gekozen voor ‘grootschalige agroforestry’. Nota bene bij ons om de hoek, in Lelystad. Want daar groeien ze zo goed.

Ja vind je het gek, het is hun oorspronkelijke thuis!

hazelnut-shell-reveals-human-life-scotland-more-10000-years-ago

Hazelnut economy_of_Early_Holocene_hunter-gatherers

WUR-launches-first-large-scale-research-facility-for-agroforestry-in-the-Netherlands-in-Lelystad

NB: Deze vorm van voedselvoorziening, die nog steeds wordt toegepast door inheemse volken, heet in de literatuur ‘horticulture’. Letterlijk vertaald is dat natuurlijk tuinbouw, maar dat woord gebruiken wij voor het intensief verbouwen van groentes en fruit. Dus gebruik ik voor nu het woord landbeheer.