Een unieke ‘natte’ manier van leven in de steentijd

De standaard opening In de Nederlandse steentijd is deze: “Er trokken hier jagers en verzamelaars rond. Langzaam werd ook de landbouw geintroduceerd door de komst van de bandkeramiek cultuur vanuit het zuiden.”

Nederland deze tijd nauwelijks een steentijd te noemen, bij gebrek aan natuurlijke steen. Er werd wel wat gevonden en geimporteerd, maar waarschijnlijk werden er vooral andere materialen gebruikt. Hout (bast, wilgetenen, boomstammen, blad) , dierlijk materiaal ( schelpen, gewei, visgraat, botten, ivoor) planten ( rieten afdak, matras van gedroogde planten) etc.

Ten tweede is de indeling in jagers / verzamelaars voor het natte Nederland niet echt van toepassing. Dat kwam ik tegen in dit artikel, getiteld “A long slow goodbye – Re-examining the Mesolithic – Neolithic transition (5500 – 2500 BCE) in the Dutch delta”.

Exploited food remains from Hardinxveld (Polderweg and De Bruin). Note typical wetland resources such as otter and beaver skulls (elevated at back), sh vertebra and grey seal jaw (center right) as well as waternuts, (front right). Photo: National Museum of Antiquities, Leiden

De wetlands van Nederland maakten een eigen manier van leven mogelijk. Een ‘breed spectrum economie’ waarin allerlei hulpbronnen werden gecombineerd tot een unieke manier van leven.

Bovenstaande foto uit het artikel laat een opgraving zien uit die tijd uit Hardinxveld. Archeologen vonden otter- en beverschedels, een viswervel, de kaak van de grijze zeehond en waternoten.

Die ontwikkeling had een aantal oorzaken. De wetlands en de zeestranden stonden nauwelijks landbouw toe. Er was teveel zout, en het land was in die tijd continue in beweging: een storm kon een stuk land wegslaan, aanslibbing duinvorming en veengroei bouwden het ergens anders weer op. Tegelijkertijd bood de natte omgeving allerlei verrassende voedselbronnen. Zo jaagden de inwoners op zeehonden, voor de pels en rijke blubber, vonden en verwerkten ze het vet van aangespoelde walvissen. Het ‘droge land’ was dichtgegroeid en moeilijk te doorkruisen. Transport over water was, zelfs met eenvoudige kano’s, veel gemakkelijker.

Het enorme visweer dat in Almere gevonden is een duidelijk voorbeeld van deze alternatieve natte economie. Wie weet wat we nog meer gaan vinden?